Het universum kent moraliteit slecht als onderdeel van levensvormen, die bewustzijn ervaren en daardoor omgangsregels met soortgenoten en de wereld kunnen gebruiken om een betere kans op overleven te hebben. Stenen kennen geen moraal. Stenen hebben geen omgangsregels nodig. Mensen wel en dieren mogelijk ook.
De moraliteit is een tool van het bewustzijn. Levensvormen met bewustzijn kunnen andere vormen van bewustzijn onderscheiden en kunnen keuzes maken. De mogelijkheid van keuzes maakt het noodzakelijk dat er een handelingskader is, waarbinnen het eigenbelang gedragsregels kan vinden om de keuzes te maken. Dit kader, waarbinnen deze keuzes gemaakt worden, is het morele kader. Hier worden de grenzen aangegeven over hoe bijvoorbeeld mensen zich tot elkaar dienen te verhouden.
Religies en politieke bewegingen zijn vormen van uitgewerkte moraliteit. Zij geven richtlijnen of leggen vast hoe mensen zich tot elkaar en tot het universum dienen te verhouden. Op basis van eigenbelang toetsen mensen hun persoonlijke gedrag op de morele richtlijnen of de doctrine moraal. Theoretisch hebben mensen enige vrijheid om tot van de moraal afwijkende gedragingen te komen. Loyaliteit en groepsdwang zijn daarbij vrijheidsbeperkende grenzen.
Het universum schrijft niets voor. Het gedrag van mensen raakt het universum niet. Slechts andere mensen of andere levensvormen kunnen baat of last hebben van elkanders gedragingen. Er schuilt wijsheid in het idee dat mensen zodanig met elkaar om kunnen gaan dat zij elkaar steunen en zo het geluk binnen de soort optimaal ontwikkelen en het leed binnen de soort optimaal beperken. Deze wijsheid is dan diendend voor het collectief van mensen. Het universum laat dit gedrag echter koud.
Vragen rond ecologisch problemen zijn vragen over moraliteit. Het zijn vragen over hoe de gedragingen van mensen invloed hebben over het leven op aarde. Het zijn vragen over bewustzijn. Er gebeurt niets met het universum als de aarde verloren gaat als leefgebied voor het bewustzijn. Het enige wat dan kan worden gezegd is dat het bewustzijn niet voldoende ontwikkeld was om te overleven. Dit betekent dat, wil de mensheid overleven als mede drager van het bewustzijn, deze mensheid maximaal moet inzetten op de ontwikkeling van het bewustzijn.
Afbeelding: www.tegelspreuken.nl